beoordelen van een foto

Om vast te stellen wat een geweldige foto onderscheidt van een goed exemplaar hebben kunstcritici zes ‘criteria van voortreffelijkheid’ vastgesteld. Die worden ook de zes continua genoemd, oftewel de zes schalen. Deze schalen lopen van minimale kwaliteit (laag) naar maximale kwaliteit (hoog). Bijhorende getallen of rapportcijfers zijn er niet. Immers, meer dan een letterlijk meetmiddel zijn deze continua omschrijvingen van kwaliteitsfactoren van een fotografisch beeld. Als fotograaf kun je er heel concrete vragen uit afleiden voor de beoordeling van je eigen beeld. Enkele voorbeeldvragen hebben we al voor je bedacht en geformuleerd onder aan de beschrijving van elke schaal. Maar je kunt de schalen ook zelf interpreteren en er je eigen vragen bij bedenken.

De zes schalen zijn: (1) van oppervlakkig naar diep, (2) van optisch naar  tastbaar, (3) van patroon naar idee, (4) van deel naar geheel, (5) van opmerkelijk naar universeel en (6) van registratie naar origineel. We hebben deze schalen voor dit verhaal licht aangepast geformuleerd, omdat we ze van toepassing willen maken op de moderne fotograaf die behoefte heeft aan concrete tips.

De eerste twee schalen benadrukken nog de technische kwaliteit van een beeld. Vanaf schaal drie komt je creativiteit aan bod. Scoor je hoog op een van deze schalen, dan mag je al concluderen dat je een interessant beeld hebt gemaakt. Hoe meer schalen je beheerst, hoe beter. Presteert je beeld op alle zes fronten goed, dan heb je een meesterwerk afgeleverd!

Let wel, de schalen zijn misschien niet voor elk fotografiegenre even makkelijk te gebruiken. Maar je kunt er meestal voldoende in lezen, zelfs als je alleen maar abstracte beelden maakt. Het zijn de afgeleide vragen die belangrijk zijn om je beeldkwaliteit te bepalen.

(1) Van oppervlakkig naar diep

Het gaat hier niet om scherptediepte maar om iets heel anders: het volume van de vormen in je beeld. Hebben de vormen geen volume, dan voelt je beeld oppervlakkig, dun of licht aan. Meestal spreken we dan van een ‘platte foto’. Vormen en objecten in je beeld moeten massa of gewicht hebben, dat geeft een fotografisch beeld diepte. En diepte is wat een mens altijd verwacht te zien – door onze twee ogen die ons dieptezicht geven.

Met andere woorden, als fotograaf moet je in staat zijn om driedimensionale volumes te scheppen. Dat kan ook worden bereikt met verschillende lichtgradaties. Iets van deze dieptekwaliteit behoort in elke foto te zitten, of het nu gaat om een studioportret, een landschapsbeeld of een sportfoto.

De vragen die je jezelf stelt: Heeft mijn foto genoeg dieptewerking? Heb ik bijvoorbeeld een origineel standpunt gekozen, of zonder nadenken vanuit ooghoogte gefotografeerd? Zit er perspectief in mijn beeld? Toon ik vormen met volume of massa?

De eerste schaal van beoordeling vereist dat elke foto vormen en diepte heeft. Paard en berijder worden ‘bevroren’ tegen de verre achtergrond, waardoor een driedimensionaal gevoel van ruimte ontstaat. Het dier is ook tastbaar dankzij voldoende detail (schaal 2). (Foto: Johan Van Mensel)

(2) Van optisch naar tastbaar

Met fotografie verbeeld je de werkelijkheid vanuit een visueel standpunt. De realiteit breng je over met de ‘voelbaarheid’ van materie of vormen. Dat doe je in principe met detail en lichtgradaties. Een schilder heeft het voordeel dat hij met een kwast tot in de perfectie lichten en schaduwen kan toevoegen. Dat kan je met Photoshop ook allang, maar dan moet er wel voldoende optisch detail in je originele beeld zitten. Daarom is een goede fotograaf altijd op zoek naar de optimale balans tussen licht en donker, om zo de visuele feiten en textuur in het beeld te bewaren.

Te veel detail toevoegen, bijvoorbeeld met high dynamic range (HDR), is gevaarlijk. Te sterke manipulatie maakt het beeld artificieel, non-fotografisch. Een goede foto voelt toch als het product van het zien. Met andere woorden, de voelbaarheid van een beeld moet van oorsprong fotografisch zijn. Kijkers knappen snel af op onnatuurlijke effecten.

Vragen aan jezelf: Heeft mijn beeld overal voldoende detail en zit er een spel van licht en donker in? En heb ik het onderwerp daarmee realistisch overgebracht en praktisch voelbaar gemaakt?

(3) Van patroon naar idee

Een foto die helemaal is gewijd aan een puur patroon is een alledaagse prestatie voor een camera. Simpelweg patronen vastleggen, of beter gezegd alleen techniek etaleren, wordt al snel fotografische kitsch. Willen beelden onze aandacht behouden, dan moeten ze iets betekenen. Anders kijken we slechts naar een leeg ornament, dat we snel weer vergeten.

Blijf dus altijd op zoek naar een betekenis of een nieuw idee. Patronen in bijvoorbeeld de natuur of industrie zijn esthetisch interessant wanneer de fotograaf natuurlijke processen ontdekt en toont, of het ingrijpen van de mens daarin. Of als hij zelf een compositie schept van motieven die hij aantreft.

Vragen aan jezelf: Toon ik meer dan techniek? Misschien probeer ik alleen aan verwachtingen te voldoen, maar ontbreekt het aan een eigen idee? En: zit er een lijnen- of kleurenspel in mijn beeld waar de toeschouwer naar kan blijven kijken? 

(4) Van deel naar geheel

Met een camera vang je slechts een fragment, maar toon je liefst iets veel groters. Je selecteert een deel, iets onvolledigs, maar doet dat zodanig dat de kijker gelooft dat wat hij ziet een afgewerkt geheel is. Goede fotografen selecteren het belangrijke kenmerk van een onderwerp, en kaderen dat onderwerp zo in dat het deel uitmaakt van een apart universum, dat je als het ware ook ziet. Het essentiële detail kiezen is daarbij natuurlijk cruciaal. Belangrijk is dat de kijker de totaliteit van een situatie voelt wanneer hij slechts een deel ziet. Daarbij geldt ook voor de fotograaf dat hij de kunst van het weglaten goed moet beheren.

Vragen: Toon ik het wezenlijke en niet meer dan dat? Zitten er geen storende, afleidende elementen of nutteloze vlakken op mijn beeld? Heeft alles wat ik toon zijn functie? Heb ik uiteindelijk een goede compositie gemaakt? Staan de verschillende motieven in mijn foto in balans tot elkaar en heb ik geen essentiële onderdelen afgekapt? Tip: probeer je foto eens in hoofdlijnen na te tekenen. Is het dan nog steeds een evenwichtig geheel?

Hier wordt creatief een geheel gesuggereerd door een zeer selectief deel in te kaderen (schaal 4). De kijker ziet een wielerwedstrijd en een rustig rijdend peloton. Binnen de strakke inkadering – die goed is uitgevoerd zónder dat er slachtoffers vallen of onbalans ontstaat –  wordt nogmaals een deel getoond: de schoenen en de benen. Zo wordt met een heel beperkte weergave veel verteld over de wielrenner. (Foto: Walter Schaerlaeckens)

(5) Van opmerkelijk naar universeel

Met een camera heb je relatief eenvoudig toegang tot het exotische en eigenzinnige. Daarmee voed je de nieuwsgierigheid naar bijvoorbeeld vreemde mensen of bizarre handelingen. Maar je moet meer doen dan groteske zaken vastleggen, het mag niet pervers worden. Blijf altijd op zoek naar de positieve, universele kwaliteiten in mensen wanneer zij lijden, buitengesloten of lelijk zijn.

Deze schaal is vooral relevant voor fotojournalistiek of documentaire fotografie, maar is breder te interpreteren. In de meeste genres is het belangrijk dat je op het beslissende moment afdrukt.

De vragen die je kunt stellen zijn: Waar gaat mijn foto eigenlijk over? Vertel ik een verhaal dat anderen kunnen herkennen? Heb ik daarbij het beste moment gevangen?

Dit beeld scoort hoog op de schaal van opmerkelijk naar universeel (5). De angst, de onrust en de woede van het meisje voelen we allemaal en is herkenbaar. (Foto: Maria-laura Raia)

(6) Van registratie naar origineel

Een gewone foto vertelt ons wat we hadden gezien als we zelf ter plekke waren geweest. Dat kan heel waardevol zijn, bijvoorbeeld op vakantie. Een originele foto daarentegen toont een frisse ontdekking. Dat betekent dat je bij het maken van de foto op zoek gaat tot je iets nieuws hebt gevonden.

Het is dus niet genoeg voor een fotograaf om er te zijn met een camera, hij moet er zijn als mens. Originele foto’s ontstaan uit een combinatie van alertheid voor het ongebruikelijke – een instinctieve herkenning van beelden die iets nieuws vertellen. Goede fotografen zijn allergisch voor clichés en stereotiepe beelden. Misschien hebben we een voorwerp, plek of situatie al duizend keer gezien, dus een nieuw beeld ervan moet een openbaring zijn.

deze info is overgenomen van het tijdschrift Zoom

Auteur: mielke

amateurfotografie, een hobby. geboren op 31 mei 1952 te gent en 30 jaar met fotografie bezig. alle vormen van fotografie hebben mijn interesse met nu een voorkeur van macro

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *